Vind de samenvatting die je nodig hebt!

De nieuwe terra 1 havo/vwo: de aardkorst

Samenvatting aardrijkskunde hoofdstuk 4: De aardkorst.

Paragraaf 1: Bewegende platen

Waardoor beweegt de aardkorst?
De aarde is opgebouwd uit drie lagen:
* kern = binnenste van de aarde
* mantel = deel van de aarde tussen de kern en de aardkorst
* aardkorst = buitenste schil van de aarde

De aardkorst drijft op de mantel. De mantel bestaat uit magma. Dat is vloeibaar gesteente en ziet uit als dikke stroop.
Het gesteente in de mantel is vloeibaar en heel warm. Deze warmte komt uit de kern. De kern begint ongeveer 3000 km diep in de aarde.
Door die hitte gaat het magma bewegen. Die bewegingen in de mantel noem je convectiestromen.

Hoe is de aardkorst opgebouwd?
De aardkorst bestaat uit grotere en kleinere stukken: de platen.
Platentektoniek = beweging van de platen
De meeste platen bestaan uit een stuk oceaanbodem en een continent.
Verschil tussen soorten aardkorst (continenten en oceaanbodem):
- bij de oceaanbodem is de aardkorst 5 tot 10 km dik. Continenten zijn veel dikker. Daar is de aardkorst 30 tot 50 km dik.
- aardkorst onder continenten bestaat uit licht gesteente. Oceaanbodem is zwaarder. Dit zakt een beetje weg in de mantel.

Hoe ontstaan gebergten?
De meeste gebergten liggen aan de rand van platen. Gebergten zijn ontstaan doordat de platen bewegen.
Drie mogelijkheden:
* platen bewegen naar elkaar toe ð convergerende platen (convergente beweging)
* platen bewegen van elkaar af ð divergerende platen (divergente beweging)
* platen bewegen langs elkaar ð transforme platen (transforme beweging)

plooiingsgebergte = gebergte dat ontstaan als twee platen met continent op elkaar botsen (bijvoorbeeld botsing van Euraziatische plaat en Indisch-Australische plaat. Hierdoor ontstond het Himalayagebergte)

troggen = kilometers diepe kloven in de oceaanbodem. Ontstaan doordat platen met continent en platen met oceaanbodem naar elkaar toe drijven. De zwaardere oceaanbodem duikt dan onder het continent.
De lichte plaat komt omhoog. Door de botsing kreukelt het gebied en kunnen ook plooiingsgebergten ontstaan. Voorbeeld: Andesgebergte.
Ook op de oceaanbodem liggen gebergten. Twee platen die uit elkaar bewegen zijn divergerende platen. Door beweging komt ruimte tussen de platen. De ruimte wordt opgevuld door magma, dat uit de mantel omhoog komt.
Zo ontstaat een langgerekt gebergte midden op de oceaanbodem = midoceanische rug.

Verschil jonge en oude gebergten:
~ Jonge gebergten zijn zo’n 70 miljoen jaar geleden ontstaan
~ Oude gebergten zijn tussen 270 miljoen en 450 miljoen jaar geleden ontstaan.
~ Jonge gebergten zijn spitser en hoger dan oude gebergten. Ze liggen vaak aan de rand van een plaat. Dit is echter niet altijd. De Alpen bijvoorbeeld, die zijn jong maar liggen 1000 km van de rand.
~ Oudere gebergten liggen niet altijd aan de rand, bijv. Scandinavisch Hoogland. Dit ontstond 450 miljoen jaar geleden, toen Scandinavië tegen Groenland botste. Toen lag Scandinavië wel op de rand van een plaat en daar ontstond het gebergte. Later zijn Groenland en Scandinavië uit elkaar gedreven. Tussen deze twee gebieden ontstond een nieuw stuk aardkorst, zodat Scandinavië en Groenland nu niet meer aan de rand van een plaat liggen.

De wereld over 100 miljoen jaar.
De aarde is ontstaan uit een hete wolk van stofdeeltjes die rond de zon draaiden. Langzaam plakten die deeltjes aan elkaar tot een grote bol. Die bol was gloeiend heet. Het duurde honderden miljoenen jaren voordat de bol afgekoeld was. Daarbij werd de buitenkant van de aarde hard. Zo ontstond de aardkorst. Maar de aardkorst was nooit een geheel. Hij bestond altijd uit verschillende platen. Door de convectiestromen bewogen de platen. Ook de werelddelen bewogen dus. Zo’n 225 miljoen jaar geleden zaten alle werelddelen aan elkaar vast. Dit supercontinent noemen we Pangea. Later brak Pangea in stukken. Die dreven uit elkaar tot ze kwamen te liggen waar ze nu liggen. De platen bewegen nog steeds. Dat gaat heel langzaam: gemiddeld zo’n 5 cm per jaar. (kijk in werkboek: de wereld over 100 miljoen jaar).

Paragraaf 2: Vulkanisme

Hoe werkt een vulkaan?
Alle plaatsen waar magma uit de aardmantel aan het oppervlak komt noem je een vulkaan. Dat is dus niet alleen bij een berg!
Een vulkaan begint in een magmahaard (= plek waar veel magma in de aardkorst zit).
- In magma zitten gassen. (Vergelijk frisdrank met veel koolzuur).
- Door die gassen wordt de druk in de magmahaard steeds groter.
- Als de druk erg groot wordt, breekt het magma door de aardkorst naar buiten.
- De plaats waar magma naar buiten komt heet krater.
- Als magma aan het aardoppervlak komt heet het lava.
- De hete lava stroomt uit de krater weg.
- Daarbij koelt het langzaam af en wordt het hard.



Welke soorten vulkanen zijn er?
De meeste vulkanen liggen aan de rand van aardplaten.
1) Stratovulkaan
Soms zijn dat vulkanen die met een explosie uitbarsten = Stratovulkaan
Explosieve uitbarstingen komen voor waar oceanische aardkorst onder een continent schuift. Het gesteente van de oceaanbodem gaat naar beneden. Het verdwijnt in de mantel. Omdat de mantel heet is, smelt het gesteente. Er gaat ook water mee naar beneden en dit gaat koken, waardoor de druk toeneemt. Samen met het water zoekt het magma een uitweg naar boven. Als dat lukt ontstaat er een explosieve vulkaanuitbarsting.
2) Schildvulkaan
Soms gaat het om vulkanen waarbij het magma rustig naar buiten stroomt = schildvulkaan
In gebieden waar aardplaten uit elkaar gaan, zijn de uitbarstingen niet zo krachtig. We zien dat vaak in het midden van de oceaanbodem. Als platen langzaam uit elkaar drijven, kan het magma rustig naar buiten stromen. Dit magma is dun en kan daardoor ver van de vulkaan wegstromen. Zo ontstaat een brede vulkaan. Die heeft geen steile hellingen. De naam schildvulkaan is omdat ze de vorm hebben van een schild, zoals ridders die vroeger gebruikten.

Waarom wonen mensen in vulkanische gebieden?
Het is gevaarlijk om in een vulkanisch gebied te wonen, omdat er giftige gassen naar buiten kunnen komen of er ontstaan modderstromen en lavastromen. Die kunnen een snelheid van 50 km per uur hebben en verwoesten alles wat in de weg ligt. Soms lukt het om dit te voorkomen door de lavastroom te blokkeren met stenen en betonblokken en zo een andere richting in te leiden.
Bij vulkaanuitbarstingen komt er ook veel materiaal in de lucht (bijvoorbeeld as en grote stenen). Kinderen in Japan moeten daarom een helm dragen als ze naar school gaan.
Voordelen van wonen in een vulkanisch gebied:
- De grond kan erg vruchtbaar zijn door het vulkanisch materiaal dat er al eeuwenlang ligt.
- Mensen kunnen de warmte uit de aarde gebruiken. Op IJsland bijvoorbeeld worden de huizen met deze geothermische energie verwarmd. Deze aardwarmte raakt nooit op. Het is schone energie die niet zo duur is als olie en gas.
- Vulkanen zorgen voor inkomsten. Toeristen gaan graag naar vulkanische gebieden. Zoals in bijvoorbeeld Indonesië wil iedere toerist wel de Bromovulkaan op Java beklimmen.

Een geiser ontstaat doordat de grond inzakt en door de aardwarmte verhit wordt. Regelmatig spuit dan een mengsel van heet water en stoom de grond uit. In IJsland wil iedereen de geisers zien.

hotspot = plaats midden onder aardplaten, waar het magma als een brandende kaars door de aardkorst heen smelt en naar buiten komt
De Canarische Eilanden zijn ontstaan op een zwakke plek in de aardkorst.

Dode vulkanen: vulkaan die al heel lang niet actief zijn
Actieve vulkanen: vulkanen die wel nog actief kunnen zijn
Diep onder de bodem van de Waddenzee ligt een dode vulkaan. De Zuidwalvulkaan. Deze is het laatst uitgebarsten 160 miljoen jaar geleden.

Vulkanologen bestuderen de vulkanen voortdurend. Ze willen op tijd een uitbarsting voorspellen, zodat mensen kunnen worden gewaarschuwd. Ze gebruiken allerlei instrumenten. Met infraroodcamera’s meten ze bijvoorbeeld de warmte van het aardoppervlak. Als het oppervlak warmer wordt, kan het zijn dat er magma omhoog komt. Ondanks de instrumenten kunnen vulkanologen het moment van uitbarsting niet precies voorspellen.

Paragraaf 3: De aarde beeft

Wat is een aardbeving?
Een aardbeving is een trilling van de aardkorst.
seismograaf = apparaat waarmee je de trillingen van een aardbeving kunt meten. Je meet hoe licht of zwaar de trillingen zijn.
De kracht van aardbevingen drukt men uit in getallen op de schaal van Richter (zie bron 1 blz. 86)
Aardbevingen ontstaan doordat delen van de aardkorst bewegen. Platen kunnen uit elkaar drijven, naar elkaar toe of langs elkaar. Op de meeste plaatsen blijft de aardkorst jarenlang rustig. Maar de spanning kan steeds verder toenemen. Er komt een tijd, dat de spanning zo groot is dat de platen verschuiven. Dat gaat met een enorme schok. Zo’n schok is een aardbeving.
De meeste aardbevingen ontstaan diep onder het aardoppervlak. Die plek noem je het hypocentrum.
Recht daarboven voel je de schok het sterkst. Die plek noem je het epicentrum. Daar is de schade vaak het grootst. Hoe verder van het epicentrum, hoe kleiner de gevolgen van de aardbeving.
De meeste aardbevingen duren niet lang, meestal minder dan een minuut. Daarna kunnen er wel nog naschokken komen, maar die zijn wat minder heftig.

Waar komen aardbevingen voor?
Bijna alle zware aardbevingen ontstaan op plaatsen waar platen tegen elkaar botsen of waar ze langs elkaar schuiven. Waar platen uit elkaar gaan komen minder heftige aardbevingen voor.
Sommige aardbevingen ontstaan door mensen. Als we bv. delfstoffen uit de grond halen, kan op grote diepte de grond verzakken. Dat voelen wij ook als een aardbeving, maar meestal is die beving niet zo sterk.

Wat zijn de gevolgen van aardbevingen?
Iedereen is bang voor aardbevingen. Gebouwen kunnen instorten en er kan brand uitbreken. Grote hoeveelheden grond kunnen van een berghelling naar beneden schuiven. Zo kunnen dorpen en steden bedekt worden.
Als het epicentrum van een aardbeving op de zeebodem ligt, kan het water daarboven opgetild worden. De golf kan wel 400 km lang zijn. Deze beweegt heel snel. In de buurt van de kust is minder ruimte voor de golf, omdat de zeebodem hier ondieper wordt. Hierdoor wordt het water tot zeer grote hoogte opgeduwd. Deze hoge golf stort zich dan met zeer grote kracht op kustgebieden.
Zo’n grote vloedgolf die ontstaat door een aardbeving op zee noem je een tsunami.


Niet iedere aardbeving heeft dezelfde gevolgen. Dit is afhankelijk van:
- sterkte van de aardbeving
- afstand tot het epicentrum
- rijkdom van het land (hoe rijker, hoe steviger de gebouwen)
- schade kan beperkt worden door de bevolking goed voor te bereiden

Soms komen aardbevingen voor in het midden van platen. Bijv. op verschillende plaatsen in Europa. Daar zitten op sommige plaatsen in de aardkorst dunne en zwakke plekken. Door de druk en de warmte van het magma wordt de aardkorst hier een beetje omhoog geduwd. Zo ontstaan er scheuren en breuken.

Horsten = gebieden die door het magma omhoog geduwd zijn
Slenken = stukken aardkorst die naar beneden zakken (Komen onder andere voor in het zuidoosten van Nederland)

Aardbevingen in Nederland

Deze zijn gelukkig niet zo krachtig. Meestal hebben ze een sterkte van 2 of 3 op de schaal van Richter. Omdat Nederland niet aan de rand van een plaat ligt, worden die aardbevingen niet veroorzaakt door het botsen van platen. Een deel van de aardbevingen in Nederland heeft natuurlijke oorzaken, een deel ontstaat door de mens.