biologie nectar hoofdstuk 10 dieren en planten
Samenvatting Biologie hoofdstuk 10: Dieren en Planten
Paragraaf 10.1: Eten
Waarom kauwt een koe langer dan een hond?
Mens kauwt ongeveer 10 seconden, een koe 5 minuten en een hond 1 seconde.
Deze verschillen komen door het verschil in voedsel.
Planteneters (herbivoren) - Koeien en andere dieren die alleen plantaardig voedsel eten.
Vleeseters (carnivoren) - Honden en andere dieren die alleen maar dierlijk voedsel eten.
Alleseters (omnivoren) - Mensen en varkens en andere dieren die zowel plantaardig als dierlijk voedsel eten.
Het gebit is aangepast aan het voedsel:
Planteneters - plooikiezen waar je mee kunt malen (planten door celwanden moeilijk fijn te krijgen en verteren)
Vleeseters - knipkiezen en scherpe hoektanden (met hoektanden verscheuren ze hun prooi, met knipkiezen knippen ze het vlees van de prooi los)
Alleseters - knobbelkiezen en snijtanden (kunnen hiermee een beetje knippen en een beetje malen)
Hoe is een kies gebouwd?
Een kies bestaat uit - glazuur, tandbeen, tandholte met bloedvaten en zenuwen
bij zoogdieren: tanden zitten met wortel in kaak vast -> deel dat boven kaak uitsteekt heet de kroon -> deze wordt beschermd door keihard glazuur -> binnenin tandbeen zit een holte die gevuld is met bloedvaten en zenuwen
Praktisch alle zoogdieren hebben eerst een melkgebit. Daarna een blijvend gebit.
bij planteneters: de tanden en kiezen slijten en deze groeien hun hele leven door. De glazuurlaag aan de bovenkant verdwijnt ook.
De plooikiezen hebben plooien, waardoor er ook binnenin hard glazuur zit.
Waarom heeft een koe een dikkere buik dan een hond?
Door taaie celwanden is plantaardig voedsel moeilijk te verteren. Het moet langer in het verteringsstelsel zitten. Veel planteneters hebben meerdere magen.
Bij koe: -> voedsel eerst in pens -> deze maakt kleine balletjes -> terug in bek -> herkauwen -> in de eerste drie magen hulp van bacteriën bij het verteren -> vierde maag is de lebmaag -> vertering vindt in lebmaag plaats met behulp van maagsap (maagzuur)
Planteneters - lang verteringsstelsel
Vleeseters - een kort verteringsstelsel
Alleseters - een middellang verteringsstelsel
Wanneer heeft een dier genoeg te eten?
Dieren hebben energie uit voedsel (E) nodig om te bewegen (B), op temperatuur (T) te blijven en nieuwe cellen (P) te maken. Een deel van de energie wordt als afvalstoffen (U) uitgescheiden. (Lees voor de zekerheid blz. 93)
ENERGIEBALANS - E = U + B + T + P
Hierin zie je hoeveel een dier binnenkrijgt en hoeveel het dier gebruikt
Hoe eten planten?
(BRON 6 en 7 blz. 94)
1) Planten zuigen met wortels water en mineralen op.
2) Met de bladeren halen ze koolstofdioxide uit de lucht.
fotosynthese vindt plaats in de bladgroenkorrels in de cellen:
koolstofdioxide + water -> glucose + zuurstof
Uit glucose maken planten andere voedingsstoffen. Daarbij gebruiken ze mineralen.
Planten maken de volgende stoffen:
- Zetmeel -> reservevoedsel -> opgeslagen in wortels, ondergrondse stengeldelen en zaden
- Vetten -> reservevoedsel -> opgeslagen in zaden
- Eiwitten -> bouwstoffen -> nodig voor de groei. Om eiwitten te maken heeft een plant glucose en mineralen (meststoffen) nodig
- Vitamines -> beschermende stoffen
LEES KERKUILEN EN MUIZEN blz. 95
Paragraaf 10.2: Ademhalen
Hoe ademen insecten?
Als je naar een stilzittende wesp kijkt, zie je het achterlijf op en neer bewegen. Dat is de ademhaling.
In het achterlijf zitten vertakte buizen: tracheeën.
Aan de zijkant van het achterlijf zitten kleine gaatjes: de stigmata ( enkelvoud:stigma).
Door de stigmata komt lucht in de tracheeën.
Door het achterlijf langer en korter maken, pompt een insect verse lucht met zuurstof door de tracheeën:
1: Spieren trekken samen -> achterlijf korter -> tracheeën nauwer -> uitademen
2: Spieren ontspannen -> achterlijf langer -> tracheeën wijder -> inademen
Hoe halen vissen zuurstof naar binnen?
Vissen halen zuurstof uit het water met kieuwen. Elke kieuw bestaat uit een kieuwboog met daaraan kieuwplaatjes, hierin zitten bloedvaatjes.
1: Vis opent bek -> bodem mondholte omlaag -> hap water -> kieuwdeksels dicht
2: Vis sluit bek -> bodem mondholte omhoog -> kieuwdeksels gaan open -> water langs kieuwplaatjes geperst -> lamellen op kieuwplaatjes heel dun -> gaswisseling
Hoe komt zuurstof in het bloed?
Diffusie - Zuurstof gaat vanuit het water naar het bloed in de lamellen. Concentratie zuurstof in het water is hoger dan in het bloed. Zuurstof verplaatst zich van een plek met een hoge concentratie naar een plek met lage concentratie. Dus vanuit het water naar het bloed.
In vissenbloed in de kieuwen zit hoge concentratie koolstofdioxide. In het water juist laag. Hierdoor gaat er koolstofdioxide van het bloed naar het water.
Tegenstroomprincipe - Bloed en water stromen in de lamellen in tegenovergestelde richting
Hoe komen planten aan zuurstof?
Planten maken bij de fotosynthese zelf zuurstof en gebruiken koolstofdioxide.
Een klein deel van de zuurstof gebruiken planten voor de verbranding. De rest gaat via de huidmondjes naar buiten.
Hoe wisselen planten gassen uit?
Planten ademen niet in en uit. Ze zijn aangewezen op diffusie van gassen door de huidmondjes van de bladeren.
Overdag maken de bladcellen zuurstof. De zuurstofconcentratie is dan hoog, hoger dan in de lucht. Door diffusie gaat zuurstof via de huidmondjes het blad uit. Groene bladcellen nemen steeds koolstofdioxide op en gebruiken het bij de fotosynthese. De concentratie koolstofdioxide in het blad is daardoor lager dan buiten het blad - koolstofdioxide diffundeert het blad in. ’s Nachts is er geen fotosynthese, alleen verbranding.
Hoelang is er al zuurstof op aarde?
De aarde is 4.5 miljard jaar oud. De atmosfeer bestond eerst uit de oergassen stikstof, koolstofdioxide en zwavelwaterstof. Deze kwamen door de uitstoot door vulkanen in de atmosfeer.
Ongeveer 3.5 miljard jaar geleden ontstonden in de oceanen de eerste zuurstofproducerende organismen. Dat waren cyanobacteriën. Net als planten kunnen ze met koolstofdioxide en water door fotosynthese zuurstof produceren. Hoeveelheid koolstofdioxide neemt daardoor af, maar er komt nog niet direct zuurstof in de atmosfeer. De zuurstof die de cyanobacteriën maken bindt zich aan ijzerdeeltjes in de oceanen en vormt roest. Het duurt een miljard jaar voor alle ijzerdeeltjes zijn omgezet in roest. Pas daarna raakt het water verzadigd met zuurstof. Vanaf dan (2 miljard jaar geleden) stijgt de hoeveelheid zuurstof in de atmosfeer. Eerst speelt alle leven af in het water. Hoe meer zuurstof er in de atmosfeer komt, hoe minder schadelijke ultraviolette straling op het aardoppervlak terecht komt. Dat komt doordat zuurstof onder invloed van UV-straling een ozonlaag vormt. Ozon houdt UV-straling tegen. daardoor ontstaan 400 miljoen jaar geleden de eerste landbewoners. LEES BLZ. 101 TRUCS ONDER WATER
Paragraaf 10.3: Vervoer
Hoe vervoeren insecten zuurstof en voedingsstoffen?
Bij insecten:
- tracheeën vervoeren lucht met zuurstof naar alle cellen
- bloed vervoert voedingsstoffen en afvalstoffen
Een insect heeft een open bloedsomloop: Het bloed stroomt vrij
door het lichaam. Bloedvatenstelsel bestaat uit één bloedvat met in het
achterlijf een langgerekt hart dat uit een aantal kamers bestaat. Als
hartkamers samentrekken stroomt het bloed van achteren naar voren.
Daarbij gaat het bloed uit de bloedvaten en stroomt vrij door het
lichaam. Via openingen komt het bloed terug in het bloedvat.
Hoe krijgen vissen de stoffen bij al hun cellen?
Vissen halen met hun kieuwen zuurstof uit het water. Dit gaat in de
kieuwplaatjes naar het bloed. Door het bloed worden zuurstof en
voedingsstoffen naar alle cellen vervoerd. Het bloed stroomt alleen in
de bloedvaten, daarom is het een gesloten bloedsomloop. Deze is
enkelvoudig omdat het bloed maar één keer door het hart stroomt.
Hoe vervoeren planten voedingsstoffen?
vaatbundels - vaten die in groepjes bij elkaar liggen
Vaatbundels beginnen in de wortels en lopen door tot in de
bladnerven en bloemen. De vaatbundels lopen in een kring en bestaan
uit twee soorten vaten:
1) houtvaten -> liggen aan binnenkant -> vervoeren water en
mineralen omhoog naar de bladeren
2) bastvaten -> liggen aan buitenkant -> vervoeren glucose en andere
voedingsstoffen die in de bladeren zijn gemaakt, omlaag richting de wortels
LEES HARTKLOPPINGEN BLZ. 105
Paragraaf 10.4: Kou en hitte
Hoe zijn dieren beschermd tegen kou?
Isoleren - stilstaande lucht houdt de lichaamswarmte goed vast
Isolatie wordt beter door:
- bij vogels -> dikker verenkleed
- bij zoogdieren op land -> dikkere vacht
- bij zoogdieren in zee -> vettere haren, dikkere vetlaag
- dieren -> verbranden veel energierijke stoffen (vetten) om warm te blijven als het koud is
Sommige diersoorten passen hun gedrag aan door in winterslaap of winterrust te gaan.
Tijdens winterrust gebeuren drie dingen:
1) lichaamstemperatuur daalt
2) hartslagfrequentie daalt
3) ademfrequentie daalt
De eekhoorn slaapt in zijn winterrust niet voortdurend. Af en toe wordt hij wakker om voedsel te halen uit een van zijn voorraden die hij eerder heeft verstopt.
De egel legt een reservevoorraad aan door in de zomer en herfst veel te eten, zodat hij een laag vet krijgt. Daardoor heeft de egel in de winter genoeg aan zijn vetlaag om te overleven.
Hoe zijn dieren beschermd tegen hitte?
Dieren zijn beschermd tegen hitte door:
- veranderingen van hun lichaam: dunnere vacht, verenkleed of vetlaag
- via bloedvaten in hun huid: warmte wordt via bloed aan lucht afgegeven. Hoe meer het waait, hoe meer warmte er afgegeven kan worden, want er komt steeds nieuwe lucht die de warmte opneemt
- het maken van een eigen luchtstroom: bijv. door wapperen met oren bij olifanten. In oren zitten veel bloedvaten.
- gedrag aanpassen door minder actief zijn, afkoelingsplekken zoeken (bijv. op koude tegels liggen of schaduw zoeken) of ’s nachts actief zijn
- veel dieren kunnen niet zweten. Daarom gaan ze hijgen, zoals bijv. Tommy. Er komt dan veel lucht langs zijn tong. Hierin zitten veel bloedvaatjes. Daardoor geeft de tong veel warmte uit het lichaam af.
Waarom is een poolvos twee maal zo groot als een woestijnvos?
Vogels en zoogdieren -> warmbloedig -> lichaamstemperatuur schommelt rond één waarde -> warmbloedig dier meestal warmer dan omgeving -> verliest daardoor warmte via zijn huid: zijn lichaamsoppervlak -> grootte van dit vlak bepaalt snelheid van afkoelen.
DAAROM:
- Klein dier heeft in verhouding tot zijn volume een groot oppervlak en koelt sneller af.
- Groot dier heet in verhouding tot zijn volume een klein oppervlak en koelt minder snel af.
Andere eigenschappen waar de snelheid van afkoelen wordt bepaald: dikke of dunne vacht, kleine of grote oorschelpen, lange of korte poten
Hoe voorkomen planten waterverlies bij hitte?
In woestijn - warm en weinig water
Planten overleven in de woestijn door:
- de wortels nemen snel water op
- vetlaagje aan de buitenkant -> minder verdamping.
- Klein oppervlak -> minder verdamping.
- Kleinere bladeren -> kleiner bladoppervlak -> minder verdamping door de huidmondjes
- Haren/stekels zorgen ervoor dat de lucht ertussen stilstaat -> minder verdamping
Scherpe stekels beschermen ook tegen opeten.
Planten kunnen de droge periode ook doorkomen als zaad. Zodra het gaat regenen, lopen ze uit en kunnen ze in een paar weken bloeien en nieuw zaad maken. Deze zaden blijven dan weer in de bodem zitten tot de volgende regenbui.
Zeeleguanen
Zeeleguanen komen voor op de Galapagos-eilanden (groep vulkanische eilanden in de Grote Oceaan). Overdag liggen ze vaak op rotsen te rusten in de zon. Door hun donkere kleur neemt hun lichaam veel warmte op. Als ze genoeg zijn opgewarmd, duiken ze het water in op zoek naar voedsel.
Als ze kouder worden (in zee), gaat hun stofwisseling langzamer en bewegen ze langzamer.
Zeeleguanen horen bij de reptielen, die altijd koudbloedig zijn. Hun lichaam neemt de temperatuur van de omgeving aan.
Paragraaf 10.5: Revolutie
Hoe weten we welke soorten vroeger leefden?
Fossielen - overblijfselen van planten of dieren die vroeger leefden. Hiermee kunnen palentologen de botten van skeletten weer in elkaar te zetten. Zo kunnen ze nagaan hoe het levende dier eruit gezien zal hebben.
Evolutie - het veranderen van soorten (planten/dieren).
Hoe ontstaan fossielen?
Van de meeste planten en dieren die doodgaan, blijft niets over: de zachte delen worden opgegeten of ze verteren en de botten verweren door invloeden van weer en wind.
Alleen in bijzondere gevallen blijven resten van dieren in de bodem bewaard.
Ammonieten - een soort inktvissen met een schelp aan de buitenkant die in zee leefden.
-> Dode ammonieten zakten naar de bodem -> werden bedekt met zand en klei -> dat werd voortdurend aangevoerd door rivieren -> in de loop van miljoen jaren ontstonden dikke bodemlagen -> schelpen van de ammonieten losten langzaam op en verdwenen -> ze lieten een holte met een afdruk achter.
De bovenliggende lagen persten diepere lagen samen. Door de druk, de aardwarmte en de kalk uit schelpen versteenden de bodemlagen.
Fossielen van botten, schelpen, boomstammen en bladeren kunnen ook ontstaan doordat de harde delen zelf verstenen.
Hoe weet je welk fossiel het oudst is?
in een jaar wordt een klein laagje zand of klei door rivieren in zee afgezet -> in loop van miljoenen jaren is dat een dikke laag geworden -> oudste lagen liggen onderaan -> jongere fossielen liggen verder naar boven -> door in bodem te boren kom je steeds oudere fossielen tegen -> in oudere aardlagen zitten andere fossielen dan in jongere lagen -> door deze fossielen met elkaar te vergelijken kun je nagaan hoe dieren veranderd zijn
Waardoor kunnen soorten veranderen?
Evolutie kan alleen plaatsvinden als:
- er variatie in eigenschap is
- de eigenschap doorgegeven wordt aan nakomelingen, dus erfelijk is
- In erfelijke eigenschappen vinden voortdurend kleine mutaties (veranderingen) plaats
- er selectie op een eigenschap plaatsvindt (selectie = bijv. als een bepaalde kleur slakken meer wordt opgegeten door de opvallende kleur)
- selectie gedurende lange tijd in dezelfde richting plaatsvindt (in geval van de slakken overleven de donkere slakken)
Hoe kunnen meerdere soorten uit één soort ontstaan?
Mogelijk door een storm kwam een groep vinken uit Zuid-Amerika op de Galapagos-eilanden terecht. Hun snavel zag er over het algemeen hetzelfde uit. Er waren ook vogels met een iets dikkere of een iets dunnere snavel: er was variatie in snavelgrootte. Op elk eiland was een andere snavelvorm in het voordeel. Vogels vliegen niet meer naar andere eilanden en komen daardoor niet meer met elkaar in contact. Dat heet isolatie.
- Door isolatie kunnen uit één soort meerdere soorten ontstaan.
De evolutietheorie
Charles Darwin mocht in 1831 als amateurbioloog mee op een reis rond de wereld. Tijdens deze reis, die vijf jaar duurde, verzamelde hij duizenden dieren en schreef hij vele aantekeningenboekjes vol met gedetailleerde waarnemingen. Na zijn reis schreef hij zijn ideeën op en onderbouwde hij zijn evolutietheorie met allerlei voorbeelden. Voor biologen is de evolutietheorie heel belangrijk.