biologie nectar hoofdstuk 9 gezondheid
Samenvatting biologie hoofdstuk 9: Gezondheid
Paragraaf 9.1: Goed geregeld
Wat wordt er binnenin je lichaam geregeld? (BRON 1 in het boek)
Binnen je lichaam wordt van alles geregeld. Stoffen die je binnenkrijgt worden omgezet in andere stoffen en stoffen die je niet nodig hebt verlaten je lichaam. Je merkt hier vrij weinig van zolang de regeling ervan goed verloopt.
- Je lichaam probeert van binnen zoveel mogelijk constant te blijven.
- De aanvoer en afvoer van stoffen verloopt via je bloed. -> Bloed is een ‘graadmeter’ voor de toestand van je lichaam. -> Je bent gezond als je lichaam op de juiste manier op veranderingen in het bloed reageert. -> bijv. drinken bij dorst, zweten bij stijging lichaamstemperatuur.
Wat doet je lever? (BRON 2 in het boek)
Je lever speelt een grote rol bij het constant houden van de samenstelling van je bloed.
Lever is sterk doorbloed -> Bloed wordt aangevoerd via de leverslagader en de poortader ->
Leverslagader brengt zuurstof naar lever -> Bloed uit poortader vervoert (verteerde) voedingsstoffen vanuit de darmen naar de lever
Lever zorgt voor:
* opslag - Als je teveel glucose in je bloed hebt, neemt de lever het teveel glucose op. Heb je te weinig glucose in je bloed, vult de lever dat tekort aan. In rode bloedcellen zit hemoglobine, hemoglobine bevat ijzer. Dat ijzer wordt gebruikt bij de afbraak van versleten rode bloedcellen opgeslagen in de lever (en het beenmerg).
* afbraak - In lever worden giftige stoffen (bijv. alcohol en medicijnen) afgebroken of omgezet:
- Eiwitten zijn opgebouwd uit aminozuren. Teveel aminozuren in bloed: Afgebroken door lever. Hierbij ontstaat ureum. Wordt later door de nieren uitgescheiden.
- De lever breekt versleten rode bloedcellen af, het ijzer wordt opgeslagen en de rest van de hemoglobine wordt afgebroken tot een gele stof.
- Gele stof wordt tijdelijk in de galblaas opgeslagen. Deze wordt uitgescheiden en verlaat via de darmen je lichaam. Door die stof is je poep bruin.
* omzetten en opbouwen - Van aminozuren worden nieuwe eiwitten gemaakt, glucose wordt omgezet in vet en van vet kan weer cholesterol gemaakt worden.
Wat doen je nieren? (BRON 3 in het boek)
De nieren voltooien het afbraakwerk van de lever, ze filteren afvalstoffen uit je bloed. Samen met water vormen de afvalstoffen urine. Via urineleider komt urine in je blaas terecht.
Afvalstoffen die door de nieren uit het bloed worden verwijderd:
1) afbraakproducten uit lever (bijv. ureum of afbraakproducten van alcohol en medicijnen).
2) een overschot aan stoffen in het bloed (bijv. zouten en vitamines).
3) overbodige stoffen in je bloed (bijv. kleurstoffen).
~ Uitscheiding = het verwijderen van giftige, overtollige en overbodige stoffen uit je bloed.
Uitscheiding gebeurt via:
- longen
- lever
- huid
- nieren
Hoe houd je de glucosevoorraad op peil? (BRON 5, ZOZ)
Je lichaam heeft glucose nodig. Glucose is brandstof.
Glucose wordt geregeld door:
- regelstoffen
- hormonen
* Hoeveelheid glucose stijgt na het eten -> alvleesklier geeft meer van het hormoon insuline af -> dat regelt de opname van glucose vanuit je bloed in je lichaamscellen -> Het regelt ook de opslag van glucose -> glucose wordt dan omgezet in glycogeen.
* Je alvleesklier maakt ook het hormoon glucagon -> deze regelt dat glycogeen weer omgezet wordt in glucose als er te weinig glucose in je bloed zit.
* Bij mensen met suikerziekte (diabetes) maakt de alvleesklier niet genoeg insuline. ->
Door gebrek aan insuline blijft teveel glucose in het bloed. -> Nieren filteren de overtollige glucose uit het bloed, waarna suikerpatiënten het uitplassen. -> Tussen maaltijden door ontstaat tekort aan glucose en worden ze moe. -> Suikerpatiënten krijgen een speciaal dieet en soms ook insuline-injecties.
EXTRA: Koorts
Lichaamstemperatuur van gezond persoon is 37 graden.
~ Temperatuur wordt geregeld door de hypothalamus (in hersenen). Dit stukje hersenen regelt ook bloeddruk, honger en dorst.
~ Zodra temperatuurzintuigen (zitten in huid) aangeven dat het ergens te warm of te koud wordt, begint de hypothalamus met bijregelen.
~ koorts * Bij infectie komen ziekteverwekkers in je lichaam. Witte bloedcellen gaan deze bestrijden. Witte bloedcellen maken dan stofjes aan die de hypothalamus omhoog draaien. Je wordt warmer en daardoor worden de ziekteverwekkers sneller uitgeschakeld.
Paragraaf 9.2: De huid
Hoe is je huid opgebouwd? (BRON 1 ZOZ)
1) OPPERHUID - bestaat uit de hoornlaag en de kiemlaag. De hoornlaag slijt steeds af. De kiemlaag vult door celdeling de hoornlaag van binnenuit aan.
2) LEDERHUID - haarzakjes met haren en spieren, talgklieren (talg houdt de huid en haren soepel), zweetklieren en bloedvaten (beide belangrijk bij regelen lichaamstemperatuur) en zintuigen (geven informatie over wat je voelt door aan de hersenen).
3) ONDERHUIDSE BINDWEEFSEL - opslag van vet en er lopen bloedvaatjes en zenuwen doorheen.
Hoe beschermt de huid je tegen de zon?
Als je te lang in de zon zit kun je verbranden. Dat komt door ultraviolette (=UV) straling.
De huid beschermt je tegen de UV-straling:
- In de kiemlaag zitten cellen die korreltjes bruine kleurstof maken: pigment. Dat pigment zorgt ervoor dat de UV-straling niet diep je huid binnendringen. Hoe meer UV-straling op je huid, hoe meer pigment gevormd wordt. Teveel UV-straling kan huidkanker veroorzaken.
Mensen met rood haar en een bleke huid maken weinig pigment, zij verbranden sneller dan mensen met een donkere huid. UV-stralen zijn het sterkste tussen elf en vier uur. Zonnebrandcrème is belangrijk!
Hoe geneest een wondje?
Op de ruwe rand van een wondje knappen de bloedplaatjes open. -> Er komt een stof vrij die een reactie met het stollingseiwit fibrinogeen op gang brengt. -> Fibrinogeen en de bloedplaatjes maken het wondje dicht. -> Door die reactie ontstaat een netwerk van bloedcellen op de huid. -> Dat droogt op: je hebt een korstje. -> Dat heet bloedstolling. -> Onder het korstje herstelt je huid. -> Het korstje valt af.
Hoe helpt de huid om op temperatuur te blijven?
Door inspanning word je warmer. Je hersenen sturen een seintje naar je huid. Dan:
~ Je koelt af door het wijder worden van bloedvaatjes in de huid en door zweten.
Als je warmer wordt maken je zweetklieren meer zweet.
~ Je houdt warmte vast doordat bloedvaatjes in de huid nauwer worden en door het vet in het onderhuidse bindweefsel.
~ Door rillen (al je spieren bewegen dan een beetje) en kippenvel ontstaat er extra warmte.
Het vet in je onderhuidse bindweefsel houdt ook warmte vast.
EXTRA: Vlekjes en plekjes op de huid
- Eelt -> verdikking van de hoornlaag
- Likdoorn of eksteroog -> het eelt vormt een soort punt. Meestal op voeten.
- Blaar -> Tussen lagen hoopt zich vocht op.
- Wrat -> onschuldig gezwelletje, veroorzaakt door het wrattenvirus.
- Moedervlek -> onschuldig gezwelletje. Bestaat uit pigmentcellen.
- Sproeten -> een groepje pigmentcellen gaat opeens extra pigment maken.
Paragraaf 9.3: Indringers
Welke schade veroorzaken ziekteverwekkers?
-> Huid houdt meeste ziekteverwekkers. -> Soms dringen ze je lichaam binnen. -> Je hebt een infectie. -> Bacteriën kunnen ontsteking veroorzaken. -> Ze scheiden dan giftige stoffen in je lichaam uit. -> Je wordt ziek.
Griep en verkoudheid worden veroorzaakt door virussen. -> Dringen via je slijmvlies aan de binnenkant van je neus en mond naar binnen. -> Als virussen zich vermeerderen word je ziek. -> Je besmet iemand anders door hoesten en niezen.
-> epidemie ~ veel mensen tegelijk ziek.
Hoe schakel je ziekteverwekkers uit?
-> Afweer tegen ziekteverwekkers komt snel op gang. -> witte bloedcellen zijn de verdedigers van je lichaam -> ontstaan in binnenste van je botten = het beenmerg -> en ze rijpen onder andere in je lymfeknopen -> deze zitten oa in hals en lies
2 soorten witte bloedcellen:
~ vreetcellen -> komen in actie als je een wondje hebt waar vuil met bacteriën naar binnen komt. Er komt pus of etter uit. Dat zijn dode witte bloedcellen, de verteerde bacteriën en resten van kapotte huidcellen.
~ antistofcellen -> maken afweerstoffen of antistoffen. Zo’n antistof werkt maar tegen één soort ziekteverwekker, bijv. griepvirus. Witte bloedcellen herkennen ziekteverwekkers aan stoffen (eiwitten) die aan de buitenkant van hun cel zitten dat zijn - antigenen.
Hoe word je immuun?
- Door zelf antistoffen te maken.
- Na inenting met verzwakte ziekteverwekkers.
-> Ziekteverwekker komt in je lichaam -> witte bloedcellen moeten antigenen herkennen. -> ziekteverwekker heeft de tijd zich te vermeerderen -> veel witte bloedcellen gaan dood -> er blijven geheugencellen over -> volgende keer worden ziekteverwekker herkend aan antigenen -> volgende besmetting door dezelfde ziekteverwekker worden snel de juiste antistoffen gemaakt -> je wordt niet meer ziek -> je bent immuun voor de ziekteverwekker geworden.
Wanneer heb je een chronische ziekte?
- Chronische ziekte = ziekte waarvan je niet kunt genezen. Heb je je hele leven last van.
- Suikerziekte of diabetes * je lichaam maakt niet genoeg van het hormoon insuline aan. Er wordt te weinig glucose in je lever en spieren opgeslagen en er blijft glucose in je bloed zitten. Dan spuit je insuline in. Met een dieet kan het glucosegehalte zo constant mogelijk gehouden.
- Nierfalen * slecht werkende nieren. Bloed wordt een aantal malen per week gefilterd door een nierdialyseapparaat. Neemt de taak van de nieren over.
- Astma * meest voorkomende ziekte in Nederland. Een ziekte aan de luchtwegen. Iemand met astma heeft last van aanvallen van benauwdheid, die wordt veroorzaakt doordat de spiertjes in de wanden van de luchtpijp en de bronchiën zich samentrekken.
Wat is kanker?
Cellen delen totdat genoeg is genezen of gegroeid. Soms “snapt” een cel het seintje om te stoppen niet. Meestal worden deze cellen opgeruimd door witte bloedcellen. Een enkele keer gebeurt dat niet. De cel blijft maar delen en er ontstaat een ophoping van cellen: een gezwel of tumor. Je hebt dan kanker.
Tumorcellen kunnen via bloed en lymfe verspreid worden.
Zo ontstaan nieuwe tumoren -> uitzaaiingen.
Mogelijkheden om kanker te behandelen:
- operatie -> tumor wordt weggehaald
- bestraling -> kankercellen worden vernietigd door hele sterke röntgenstraling of radioactieve straling. Hierdoor worden echter ook gezonde cellen vernietigd. Daarom behandeling verspreid.
- chemotherapie -> medicijnen die de celdeling van kankercellen stoppen. Ook de gezonde cellen stoppen met delen. Daarom behandeling verspreid.
Tegenwoordig geneest meer dan de helft van de kankerpatiënten door de behandelingen.
Paragraaf 9.4 Gezond blijven
Wat is een gezonde leefstijl?
Je leefstijl zijn al je gewoontes van eten, drinken, roken, slapen, werk, bewegen en ontspannen.
Wat zijn de gevolgen van ongezonde gewoontes?
Door te veel vet eten ontstaan er aan de binnenkant van je bloedvaten ophopingen van vetachtige stoffen, vooral cholesterol.
Bloedvaten worden nauwer -> bloed kan er minder goed doorstromen ->
Hart moet harder pompen om bloed door bloedvat te laten stromen.
Je krijgt hierdoor een te hoge bloeddruk, je hart slijt ook sneller als normaal door het harde pompen.
Ophoping van cholesterol in de slagaders geeft ernstige problemen. De hartspier heeft een eigen bloedvoorziening: de kransslagaders. Vernauwing in de kransslagaders houdt in dat het hart te weinig glucose en zuurstof krijgt, dit deel van het hart sterft af. Je hebt een hartinfarct.
Je kunt hiervoor een klein buisje met een miniballonnetje in de kransslagader schuiven: dotteren.
Je kunt hiervoor ook een bypassoperatie krijgen, er wordt een gezond bloedvat bijv. uit het been gebruikt om het bloed om de vernauwing heen te helpen.
Het teer uit sigaretten beschadigt de trilhaarcellen van je luchtwegen. Teer kan longblaasjes laten knappen, waardoor je longen minder goed zuurstof opnemen.
De nicotine uit sigaretten laat spiertjes uit wanden van bloedvaten samentrekken. Huid wordt hierdoor minder goed doorbloed. Rokers hebben koudere handen dan niet-rokers.
Paragraaf 9.5: Donor
Waarvoor zijn bloeddonoren nodig?
Als je veel bloed verliest krijg je bloed door een bloedtransfusie. Het bloed komt van een bloeddonor. Een bloeddonor wordt gecontroleerd op ziektes en daarna geeft hij iedere keer een halve liter bloed.
Het bloed wordt bewerkt en gescheiden in drie bestanddelen: bloedplasma, rode bloedcellen en bloedplaatjes. Veel patiënten hebben namelijk maar één bestanddeel nodig.
Welke bloedtransfusie kan?
Een ontvanger kan niet zomaar bloed krijgen van iedere donor. Dat komt doordat het afweersysteem vreemde bloedcellen probeert op te ruimen.
Bloedgroep A: op de cellen zit antigeen A.
Bloedgroep B: op de cellen zit antigeen B.
Bloedgroep AB: op de cellen zitten antigeen A en antigeen B.
Bloedgroep o: op de cellen zit geen antigeen.
Om bloedklontering te voorkomen mag de ontvanger geen antistoffen in het bloed hebben tegen de rode bloedcellen van de donor. Mensen met bloedgroep A hebben anti-B in hun bloedplasma. Bloedgroep B heeft anti A. Bloedgroep AB heeft geen antistoffen. Bloedgroep o heeft beide antistoffen.
Waarom vul je een donorverklaring in?
In Nederland is een tekort aan donororganen. Daarom is iedereen gevraagd om donor te worden.
Donororganen (zoals nieren, en harten) worden gebruikt om patiënten met een chronische ziekte te helpen. Artsen vervangen een ziek orgaan door een gezond exemplaar. Dat heet transplantatie.
Omdat op het vreemde orgaan andere antigenen zitten dan op je eigen organen, herkent de afweer het orgaan niet en zal het proberen het te vernietigen, dat heet orgaanafstoting. Om dat te voorkomen moet de patiënt medicijnen (afstootremmers) slikken.
Meestal gaan donororganen minder dan 10 jaar mee, daardoor komen patiënten vaker dan één keer op de transplantatie wachtlijst.