biologie Nectar over biologie
Samenvatting biologie hoofdstuk 1: Over biologie
1.1: Je binnenste
Orgaanstelsels:
Skelet _ alle botten samen. Zorgt voor stevigheid.
Spierstelsel _ alle spieren samen. Zorgt voor beweging.
Ademhalingsstelsel _ neusholte, luchtpijp en longen. Zorgt voor binnenhalen van zuurstof.
Verteringsstelsel _ mondholte, slokdarm, maag en darmen. Maakt voedsel klein.
Bloedvatenstelsel _ hart en bloedvaten. Vervoert zuurstof en voedingsstoffen.
Deze laatste drie werken samen om spieren te laten bewegen. Spieren (spierstelsel) hebben zuurstof (ademhalingsstelsel) en voedingsstoffen (verteringsstelsel) nodig.
Als je hardloopt zijn je spieren heel actief. Ze verbruiken dan meer voedingsstoffen en zuurstof. Door hijgen gaat aanvoer van verse lucht met zuurstof sneller. Doordat het hart sneller klopt, krijgen je spieren sneller zuurstof en voedingsstoffen aangevoerd.
Organen bestaan uit cellen. Je hebt verschillende soorten cellen (botten hebben bijv. andere cellen dan darmen). Alle cellen hebben steeds dezelfde onderdelen:
- Celkern
- Cytoplasma
- Celmembraan (soort vlies dat de inhoud van de cel bij elkaar houdt)
Weefsel: Een groep van dezelfde cellen met dezelfde taak
1.2: Waarnemen
Alle levende wezens zijn organismen.
Organismen zijn op basis van kenmerken ingedeeld in groepen.
Alle dieren met een wervelkolom horen bij de gewervelde dieren:
* zoogdieren
* vogels
* amfibieën
* vissen
* reptielen
Je kunt de naam van een organisme opzoeken met een zoekkaart. (Zie activiteitenboek).
Bij een beschrijving geef je in woorden de belangrijke kenmerken van een organisme weer.
Natuurgetrouwe tekening: heel precies natekenen wat je ziet
Schematische tekening: alleen de belangrijkste onderdelen tekenen
- Met een loep bekijk je kleine organismen.
- Met een microscoop kun je heel kleine organismen sterk vergroten.
- Voor een microscoop maak je een preparaat.
- Het voorwerp leg je onder een voorwerpglaasje.
1.3: Onderzoek doen
Onderzoek verloopt volgens een aantal vaste stappen:
Stap 1: Het bedenken van de onderzoeksvraag.
Stap 2: Het maken van een werkplan. Hier staan werkwijze en materiaal in.
Stap 3: Het verzamelen van en verwerken van resultaten.
Stap 4: Het trekken van een conclusie.
Resultaten verwerken:
Je maakt een tabel. Hiervan maak je een staafdiagram of cirkeldiagram. Groei leg je vast in een lijndiagram.
Bij planten onderzoek je vaak een klein stukje van een gebied of proefvak.
Als je niet alles kunt onderzoeken neem je een steekproef.
Sporenonderzoek
Wat onderzoeken ze in het forensisch laboratorium?
- Technisch (bijv.: Hoe lang is het remspoor van de auto?)
- Natuurkundig (bijv.: Van wie zijn deze voetafdrukken?)
- Chemisch (=scheikundig, bijv.: Hoe is de brand ontstaan?)
- Biologisch (bijv. Wie is de echte vader van deze baby?)