Vind de samenvatting die je nodig hebt!

biologie-nectar-waarnemen

Samenvatting biologie hoofdstuk 2: Botten

 3.1 Prikkels


Prikkel = informatie uit je omgeving
Prikkels worden opgevangen door zintuigen.
Zintuig = orgaan dat een prikkel kan opvangen en omzetten in impulsen



In de huid liggen verschillende zintuigen. Elk zintuig kan maar één soort prikkel opvangen.
- Warmtezintuigen " gevoelig voor de prikkel “hoge temperatuur”
- Tastzintuigen " Gevoelig voor de prikkel “hoe voelt het voorwerp aan”
-  Koudezintuigen " vangen de prikkel “lage temperatuur” op
-  Pijnzintuigen " zijn er voor de prikkel “pijn”

Oor: gehoorzintuig - de prikkel is geluid
Oog: de prikkel is licht
Tong: smaakzintuigen - de prikkel zijn smaakstoffen
Neus: reukzintuig - de prikkels zijn geurstoffen

Reageren op een prikkel:
Prikkel --> zintuigcel --> impuls --> via zenuwen naar hersenen --> bewustwording --> reactie met spieren

Je reageert op de belangrijkste prikkels. De hersenen kiezen het belangrijkste. Bijvoorbeeld: Het tikken van de klok hoor je meestal niet, maar een bericht op whatsapp hoor je wel en daar reageer je op.

Zintuigen zijn belangrijk bij het maken van contact. Als je een zintuig niet hebt, heb je een handicap.

3.2 Ogen

Buitenkant ogen:
wenkbrauwen, wimpers en oogleden " beschermen tegen stof en zweet
Gekleurde deel is de iris en hier zit een opening in: De pupil. Om de iris ligt het oogwit. De iris regelt hoeveel licht er naar binnenvalt.
Boven je oog zit een traanklier " hierin wordt traanvocht gemaakt.
Vocht en vuiltjes worden via de traanbuis afgevoerd naar je neus.
Als je huilt, maakt de traanklier veel traanvocht.



In bron 2 zie je het oog van binnen.

Van buiten naar binnen kom je drie lagen tegen:
1) Harde oogvlies
De buitenste laag. Wit van kleur. Het beschermt alles wat binnenin het oog ligt. Het gedeelte voor de iris is doorzichtig en heet hoornvlies. Het licht valt door het hoornvlies naar binnen.
2) Vaatvlies
Hierin zitten veel bloedvaatjes. Voeren zuurstof en voedingsstoffen aan.
3) Netvlies
De binnenste laag. Hierin zitten lichtgevoelige zintuigjes. Prikkels worden hier omgezet in impulsen. Bevat kegeltjes (kleur) en staafjes (licht-donker)

Gele vlek: Rechts achter de pupil. Met de gele vlek zie je het best.
Blinde vlek: plaats waar de oogzenuw aan de oogbol vastzit. Op deze plaats zit geen netvlies.
Lens: Zit binnenin oog. Zorgt voor een scherp beeld op het netvlies.
Glasachtig lichaam: Doorzichtige gel waarmee de oogbol gevuld is.
Oogbollen liggen beschermd in holtes in je schedel: De oogkassen. Deze zijn opgevuld met vetweefsel en dat vormt een “stootbuffer” voor de oogbollen.
De oogbollen zitten met spieren vast aan de oogkassen. Met deze spieren kun je je ogen alle kanten opdraaien. Zie bron 3.
Oogspieren: zes spieren per oog om de oogbol te bewegen

Waardoor zie je altijd scherp?
Je ooglens kun je platter en boller maken. Dit heet accommoderen.
Met bolle lens zie je voorwerpen van dichtbij scherp. Het straallichaam (kringspier) is samengetrokken en de lensbandjes zijn ontspannen.
Met platte lens zie je voorwerpen van veraf scherp. Het straallichaam (kringspier) is ontspannen en de lensbandjes zijn samengetrokken
Nabijheidspunt = afstand waarop je een voorwerp dichtbij nog net scherp kunt zien

Wanneer heb je een bril nodig:

1) Bijziend: je ziet dichtbij scherp en veraf wazig. De lens is te bol en de oogbol te lang. Je hebt een bril nodig met holle glazen (negatief).
2) Verziend: je ziet veraf scherp en dichtbij wazig. De lens is te plat en de oogbol te kort. Je hebt een bril nodig met bolle glazen (positief).

Hoe werkt gezichtsbedrog?
Soms denk je iets te zien, terwijl het in werkelijkheid anders is. Dat heet gezichtsbedrog. Je ervaringen en verwachtingen bepalen wat je ziet.

Het netvlies bevat:
* kegeltjes: rode, groene en blauwe kegeltjes --> nemen kleuren waar en werken alleen bij veel licht (overdag)

* staafjes: nemen licht en donker waar en werken ook bij weinig licht, dus ook in schemer

3.3 Oren

Geluid = trillende lucht (golven)


De hardheid van geluid meet je in decibels. Aantal trillingen per seconde = Hertz
Oor bestaat uit:

* Oorschelpen " vangen de geluidstrillingen op

* opgevangen geluid komt terecht in de Gehoorgang

* Aan het eind van de gehoorgang " Trommelvlies  " gaat trillen door geluid
* Oorsmeerkliertjes in de gehoorgang maken oorsmeer " zorgt dat trommelvlies soepel blijft en makkelijker trilt
* Trommelholte " holte achter het trommelvlies " hier liggen de gehoorbeentjes

* Gehoorbeentjes: trillingen gaan achtereenvolgens via hameraambeeldstijgbeugel

* Slakkenhuis Bevat de zintuigcellen die trillingen omzetten in impulsen

* Gehoorzenuw Geven de impulsen van het slakkenhuis door aan de hersenen

Gehoorbeschadiging " haartjes van zintuigcellen in slakkenhuis raken beschadigd

Buis van Eustachius:
- loopt tussen trommelholte en keelholte
- regelt de luchtdruk in je trommelholte (en de druk op het trommelvlies)

Middenoorontsteking = als er een ziekteverwekker via de buis van Eustachius in de trommelholte komt

Om goed te kunnen horen moet je trommelvlies goed kunnen trillen. De lucht moet aan beide kanten even hard op het trommelvlies drukken.
Als je met een vliegtuig opstijgt, is de luchtdruk in je gehoorgang lager dan de luchtdruk in de trommelholte. Je oor kan gaan suizen of zelfs pijn doen.

Dolfijnen en vleermuizen gebruiken echolocatie: dier stuurt hele hoge tonen rond > botsen ergens tegen aan en weerkaatsen > vangt deze vervolgens zelf op met oren zodat het de omgeving kan waarnemen

3.4 Proeven

Hoe werkt je reuk?
Neusholte bevat neusslijmvlies " houdt neusholte vochtig en bevat reukzintuig
Met de lucht die je inademt komen geurstoffen bij het reukzintuig.
Ruiken is belangrijk, want je kunt ruiken of eten bedorven is. Je neus waarschuwt je voor gevaarlijke stoffen zoals aardgas.

Er zijn vier smaken: zoet, zuur, zout en bitter

Proeven: samenwerking reuk (neus) en smaak (tong)
In je tong zitten ook koudezintuigjes en warmtezintuigjes en tastzintuigjes. Ze vertellen je dat je thee koud is of dat het dropje rond is.

Veel dieren kunnen beter ruiken dan mensen, doordat ze meer zintuigcellen in hun neus hebben.

3.5 Hersenen

Hersenen bestaan uit miljoenen zenuwcellen, die onderling met elkaar verbonden zijn. Hersenen bestaan uit:

1) Grote hersenen
Buitenste deel is hersenschors. Bepaalde delen hebben een eigen taak. Zo’n deel heet een hersencentrum (bijv. gezichtscentrum, gehoorcentrum en gevoelscentra). Hier starten de impulsen naar de spieren.

2) Kleine hersenen
Dit deel zorgt ervoor dat bewegingen goed uitgevoerd kunnen worden. Zorgen voor coördinatie van de impulsen naar je spieren.

3) Hersenstam
Dit vormt de verbinding van grote/kleine hersenen met je ruggenmerg.
In de hersenstam liggen ook de centra die je lichaamstemperatuur, pupilreflex en ademhaling regelen

Om je hersenen ligt het hersenvlies: bevat bloedvaten voor zuurstof en voedingsstoffen

Als je een beweging leert komen er steeds meer verbindingen tussen de zenuwcellen.

Je hebt twee soorten geheugen:

* Langetermijngeheugen: opslaan door herhaling van info, bijvoorbeeld je eigen telefoonnummer of het leren van Engelse woordjes

* Kortetermijngeheugen: bijvoorbeeld een nummer dat je opzoekt in een telefoonboek

* Voor (belangrijke) nieuwe info worden in de hersenschors patronen van zenuwcellen gemaakt: de geheugensporen

Verschillen tussen geluid en licht:
-  Bij geluid trilt altijd iets. Geluidstrillingen kunnen niet doorgegeven worden zonder tussenstof.
-  Licht kan wel worden doorgegeven zonder tussenstof.
-  Licht gaat sneller dan geluid. Dat zie je bij onweer. Je ziet eerst de bliksemflits en later pas de donderslag.

Ultraviolette straling en infrarood zijn onzichtbaar. Magnetronstraling ook.
Mensen zien geen infrarood. Maar wel met een hulpmiddel: infraroodcamera.

Een dolfijn bekijkt de wereld onder water niet alleen met zijn ogen. Hij maakt ook trillingen met zijn luchtpijp. De trillingen worden aan het water afgegeven en daardoor ontstaan golven. Een deel van die golven wordt teruggekaatst. De onderkaak van de dolfijn vangt de echo’s op. Het bot van de onderkaak loopt door tot vlak bij het middenoor. Daarna gaat het horen net als bij de mens.

Je stem gaat (op lange afstand) via een telefoon sneller dan zonder telefoon. Als je praat, dan zet de microfoon in je telefoon de geluidstrillingen om in elektrische trillingen. Deze worden omgezet in een digitale code. De code wordt naar de zendmast gezonden via radiogolven. Dit is een soort onzichtbaar licht. Daardoor reizen signalen uit jouw telefoon met topsnelheid de wereld rond. Bijna zonder vertraging!

De antenne van je mobieltje vangt ook radiogolven op. In je luidspreker van je telefoon worden de signalen weer in geluid omgezet.