Vind de samenvatting die je nodig hebt!

levensbeschouwing hoofdstuk 2

Samenvatting hoofdstuk 2: De buitenkant van Levensbeschouwing.

Paragraaf 1: Inleiding

Levensbeschouwing kunnen we op vier manieren herkennen:
1) Inspirerende personen
2) Belangrijke geschriften
3) Rituelen, feesten en symbolen
4) Organisaties

Paragraaf 2: inspirerende personen en belangrijke geschriften

Inspirerende personen: personen die door hun gedrag een groot voorbeeld zijn voor mensen.
Voorbeelden:
Nelson Mandela → streed jarenlang tegen apartheid in Zuid-Afrika
Ghandi → was leider van de beweging voor zelfbestuur van India en pleitte voor een betere positie van de uitgestotenen (paria’s) en voor gelijkberechtiging van man en vrouw. Bij dit alles stond absolute geweldloosheid voorop. Hij gebruikte vreedzame vormen van verzet zoals bijvoorbeeld stakingen en protestmarsen.

Levensbeschouwing

Inspirerende persoon

Bronnen

Boeddhisme

Boeddha

Pali Canon (Tipikata: 3 manden)

Christendom

Jezus

Bijbel

Feminisme

Simone de Beauvoir

De tweede sekse

Hindoeïsme

Gandhi

Veda’s

Humanisme

Erasmus

Beginselverklaring Humanistisch Verbond

Islam

Mohammes

Koran

Jodendom

Mozes

TeNaCH (Oude Testament)

Marxisme

Karl Marx

Das Kapital

Belangrijke geschriften: Gemeenschappelijke levensbeschouwingen gebruiken geschriften. Dit heeft drie voordelen:
1) meer duidelijkheid voor de aanhangers en de leden
2) een levensbeschouwing wordt aantrekkelijk voor anderen
3) er wordt herkenbaar bij welke (gemeenschappelijke) levensbeschouwing iemand hoort
Deze belangrijke geschriften worden ook “bronnen” genoemd.

Heilige boeken: de belangrijke geschriften van religieuze levensbeschouwingen. In deze boeken speelt ‘het hogere’ (God) een belangrijke rol. Bij het woord “heil” moet je denken aan “gezond maken”.

Paragraaf 3: Mythen en het mythologisch wereldbeeld

Mythen bij de oude Grieken: Van generatie op generatie werden mythische verhalen doorverteld, waarin goden een belangrijke rol speelden. Zoals:
Zeus: de oppergod
Hera: de godin van het huwelijk en van de levensfasen van de vrouw
Poseidon: de god van de zee en de aardbevingen
Apollo: de god van licht, verstand, inspiratie en kunsten
Aphrodite: de godin van liefde en schoonheid
Hermes: de god van de handel en de reizigers
Athene: de godin van de wijsheid. Zij was grote inspirator van de literatuur, de kunst en de filosofie. Athene is beroemd geworden omdat ze het eerst de beginselen van oorlogsvoering (de ‘strategie’) bedacht en onderwees. Ze werd altijd vergezeld door een uil. Het woord atheneum betekent letterlijk: tempel voor Athene.

Een mythe --> een verhaal dat binnen een groep wordt doorverteld, waarin ervaringen van mensen verwoord worden en waarin voorlopige antwoorden worden gegeven op levensvragen. Een mythe is geen historisch verhaal maar bevat wel een bepaalde levensbeschouwelijke boodschap. In een mythe wordt geprobeerd een verklaring te geven voor wonderbaarlijke verschijnselen in de natuur. Mythen zijn veelal geschreven in literaire, poëtische taal.

Het scheppingsverhaal uit Genesis 1 en 2 is een mythe en gaat niet over het verleden maar over de toekomst. Het verhaal houdt de mens voor hoe hij moet leven. Het geeft een richting aan voor een zinvolle en gelukkige toekomst voor de mens.

Volgens Darwin is er sprake geweest van een langzame, miljoenen jaren durende ontwikkeling van zeer eenvoudige tot zeer gecompliceerde vormen van plantaardig, dierlijk en menselijk leven. Volgens hem waren planten, dieren en mensen niet onafhankelijk van elkaar geschapen maar hadden ze zich steeds ontwikkeld uit lagere vormen.

Paragraaf 4: Rituelen, feesten en symbolen

Een ritueel is een gebruik dat steeds terugkeert op een vast tijdstip of bij een bepaalde gelegenheid.
Levensbeschouwelijke rituelen: rituelen waardoor mensen diep geraakt worden.

6 kenmerken van levensbeschouwelijke rituelen:
1) hebben een vast patroon
2) bestaan uit woorden, daden en symbolen
3) voltrekt men bij ervaringen van levensbelang
4) verwijzen naar wat belangrijk is
5) versterken het gemeenschapsgevoel
6) maken mensen (weer) sterk

Bij het deelnemen aan rituelen maken mensen gebruik van verschillende zintuigen:
zien (bv. bepaalde mooie kleding bij huwelijk)
horen (bv. liederen met kerstmis)
proeven (bv. beschuit met muisjes voor kraamvisite)
ruiken (bv. wierook in de kerk als teken van Gods aanwezigheid)
voelen (bv. water over hoofd dopeling)

Een feest is een gelegenheid waarop je extra aandacht besteedt aan een belangrijke gebeurtenis. Blijdschap is de basis voor een feest. Je viert niet in je eentje feest. Blijdschap en dankbaarheid wil je met anderen delen.

Voorbeelden van levensbeschouwelijke feesten:
* Suikerfeest van Moslims
* Kerstfeest van Christenen
* Divali (= feest van het licht) van Hindoes

Kenmerken Symbool:
- is meestal tastbaar
- geeft aan hoe je over belangrijke dingen in het leven denkt
- maakt herkenning mogelijk

Het verschil tussen een symbool en een teken:

Symbool:
- meerduidig    
- is deel van waar het naar verwijst
- verwijst naar de fundamenten van het bestaan

Teken:
- eenduidig
- staat los van waar het naar verwijst
- verwijst naar de praktische kant van het leven

Rites de passage zijn overgangsrituelen. Voorbeelden zijn rituelen rond geboorte, huwelijk en doodgaan.

Gemeenschappelijke levensbeschouwingen hebben organisaties nodig om te (blijven) bestaan. Er zijn actieve en passieve aanhangers van levensbeschouwelijke organisaties.
Bij levensbeschouwelijke discussies is het belangrijk dat je steeds goede argumenten geeft voor je standpunt. Goede argumenten kunnen de volgende elementen bevatten: bepaalde principes (bijvoorbeeld vrijheid, rechtvaardigheid, privacy, eerlijkheid, etc.), nuttigheid (weging van voor- en nadelen), feiten en cijfers, oorzaak en gevolg, analogie (een vergelijking maken met een andere situatie).

Vier veel voorkomende argumentatiefouten:
a. Autoriteitsargumenten.
b. Persoonsgebonden argumenten (Ad Hominem).
c. Ongegronde generaliseringen.
d. Normen ontlenen aan feiten.