Vind de samenvatting die je nodig hebt!

thema 2 je uiterlijk

Samenvatting Verzorging thema 2, paragraaf 1 t/m 5

Paragraaf 1: Je uiterlijk

Je uiterlijk:
- lichamelijke kenmerken (bijv. kleur ogen, vorm gezicht, lichaamsbouw)
         *  je hebt hier invloed op:
                        - kleding
                        - haren verschillend dragen
- Kenmerken die je niet kunt zien: karaktereigenschappen
          *  bijv. of iemand vriendelijk is of goed kan luisteren
- Uitstraling
          *  de indruk die je op anderen maakt
                        - gezichtsuitdrukking
                        - lichaamshouding
           * Belangrijker voor je uitstraling: Hoe je bent.

Paragraaf 2: Je verzorging

Tussen ongeveer 11 en 16 jaar: Puberteit.
Tijdens puberteit verander je:
     * lichamelijk
     * geestelijk
     * sociaal
Deze veranderingen vinden plaats onder invloed van geslachtshormonen.
Geslachtshormonen: Zorgen voor de ontwikkeling en werking van je geslachtsorganen en voor het ontstaan van secundaire geslachtskenmerken.

Primaire geslachtskenmerken:
   - Vanaf geboorte aanwezig.
Secundaire geslachtskenmerken jongens:
   - gespierde lichaamsbouw
   - borsthaar
   - baardgroei
   - zwaardere stem
Secundaire geslachtskenmerken meisjes:
   - borsten
   - ronde lichaamsvormen
   - brede heupen
Door deze lichamelijke veranderingen moet je jezelf anders gaan verzorgen.

Je huid:
Zweetklier produceert zweet. Vooral als je het warm hebt. Zweet komt via een afvoerbuisje door een porie naar buiten. Het zweet verdampt en hierdoor koelt je lichaam af.
Talgklieren produceren talg. Talg is vettig:
    *  het houdt haar soepel
    *  het houdt de hoornlaag soepel
    *  geeft het haar glans
    *  remt bacteriegroei op de huid

Tijdens puberteit neemt de productie van zweet en talg toe. Daardoor:
   - vet haar
   - vette huid
   - jeugdpuistjes
   - sterke transpiratie
Na de puberteit verdwijnen deze klachten meestal weer vanzelf.

Huid wordt vuil door:
- stoffen van buiten
- kleding
- zweet
- talg
- dode huidcellen
Zeep verandert de zuurgraad (pH) en tast laagje talg op de huid aan. Hierdoor hebben schimmels en bacteriën meer kans om de huid te infecteren. Daarom wassen met pH-neutrale wasemulsie.
Belangrijk om iedere dag je voeten te wassen. Deze produceren dagelijks ongeveer een eierdopje zweet.

De verzorging van je geslachtsorganen:
- iedere dag wassen met water (deze huid kan slecht tegen zeep)
- van voor naar achter wassen (om ontsteking te voorkomen, want bij anus zitten veel bacteriën)
- meisjes extra verzorging nodig tijdens menstruatie (bloed is voedingsbodem voor bacteriën en gaat stinken)
- Bij jongens liggen tussen de voorhuid en eikel talgklieren. Deze vormen een vettige witte stof: Smegma. Dit kan stinken en ontstekingen veroorzaken. DUS: elke dag voorhuid terugschuiven en wassen met water

Besnijden: Stukje voorhuid wegsnijden om hygiënische, religieuze of medische redenen.

Acne: mee-eters en jeugdpuistjes
Veel jongens en meisjes hebben hier in de puberteit last van, meestal in gezicht.
Dit komt door hogere productie talg tijdens puberteit. Talg wordt vermengd met dode huidcellen. Dit mengsel kan de porie afsluiten. In de talgklier ontstaat een ophoping van talg: een mee-eter.
Als deze ontstoken raakt heb je een jeugdpuistje. Acne is niet besmettelijk.
De meeste middeltjes tegen acne die in de handel zijn hebben nauwelijks effect. Het beste helpt als je je huid twee keer per dag met lauw water wast zonder zeep. De huid daarna droogdeppen met een handdoek.
Als het heel erg is, kun je via de huisarts een medicijn krijgen.

Paragraaf 3: functies van kleding

Functies van kleding:
- bescherming
- herkenning (bijv. politieagent)
- mooier maken
- hygiëne (bijv. witte kleding verpleegsters)
- veiligheid (bijv. regenjas)
- Godsdienst (bijv. hoofddoekjes)

Schoenen kunnen ook al deze functies hebben. Bovendien geven schoenen steun.

Paragraaf 4: informatie in en over je kleding

Etiketten in kleding:
* maatetiket (getal of S, M, L)
* merketiket (bij merkkleding)
* onderhoudsetiket (info over wassen, drogen en strijken)
* samenstellingsetiket (waar het van gemaakt is)

De productie van kleding:
Grondstoffen van kleding: VEZELS
Vezels in elkaar draaien: DRADEN
Draden weven of breien: STOFFEN
Stoffen kun je verwerken tot: KLEDING

Drie groepen vezels:
1) Natuurlijke vezels (afkomstig van planten of dieren bijv. katoen (katoenplant) of linnen (vlasplant))
2) Dierlijke vezels (wol van schapen en zijde van zijderups)
3) Synthetische vezels (bewerkt in een fabriek)
Er zijn ook mengvezels. Een combinatie van natuurlijke en synthetische vezels.

Kleding en milieu.
Bij productie van kleding worden middelen gebruikt die min of meer schadelijk zijn voor het milieu.
Denk bijvoorbeeld aan bleekmiddelen en verfstoffen.
Er zijn ook milieukeurmerken:
- Eko-keurmerk: Garandeert dat de grondstof biologisch en zo milieuvriendelijk mogelijk is. Staat geen kinderarbeid toe.
- Milieukeur: Geeft aan dat eindproducten worden gecontroleerd en dat beperkt gebruik van schadelijke stoffen is toegestaan.
- EU Eco-label: verbiedt het gebruik van stoffen die mens of milieu schaden of de ozonlaag aantasten. Er zijn regels voor arbeidsomstandigheden en tegen kinderarbeid.

Paragraaf 5: Kleding kiezen

Waar let je op?
- prijs
- materiaal
- in de mode of niet
- lekker zitten
- leuk staan
- onderhoud
- merk
- milieuvriendelijk of niet

RECLAME:
reclameboodschap geeft informatie
Vaak is het doel jou te verleiden tot het kopen van een product.